In alle goede en slechte dingen van deze wereld, in allebei, worden we op de proef gesteld. Alle goede dingen van deze wereld verlokken ons om ons te misleiden. Alle slechte dingen bedreigen ons om ons te breken.
Omdat we dus in allebei – in goede, maar ook in slechte dingen – op de proef worden gesteld, zijn wij, christenen, ons leven niet zeker.
Daarom moeten we met heel ons hart zeggen en doen wat we zojuist voor God hebben gezongen: ‘Heb medelijden met mij, Heer, heb medelijden met mij, want mijn ziel heeft vertrouwen gesteld op U’. Deze woorden doen de arme niet omvallen en zetten de rijken niet rechtop. Ze geven hoop aan degene die ligt, en geven degene die rechtop staat geen kans om zich op te blazen. Want als de ziel van wie dan ook haar vertrouwen heeft gesteld op God, gaat ze zich niet verheven voelen vanwege aar goede dingen, maar wordt ze ook niet gebroken door de slechte.
Ze weet dat ze allemaal als een schaduw voorbijgaan, maar dat degene tegen wie ze gezegd heeft: ‘Mijn ziel heeft haar vertrouwen op U,’ niet voorbijgaat.
Uit: preek 20A, Schatkamer van het geloof.