Alles heeft zijn tijd
Ik zag dat alles niet alleen zijn eigen plaats heeft,
maar ook zijn eigen tijd.
En dat U, die alleen eeuwig bent,
niet na eindeloos lange tijd bent begonnen met uw werk.
Want alle tijden, die voorbij zijn en die nog gaan komen,
kunnen alleen voorbijgaan of komen in U
die dit doet gebeuren, en die zelf blijft.
Uit: Belijdenissen, 7.21